donderdag, oktober 05, 2006

Peter Sloterdijk en het Engels als onleefbaar huis


In zijn nieuwste boek “Het kristalpaleis” beschrijft de controversiële Duitse filosoof Peter Sloterdijk een filosofie van de globalisering. Het boek kan beschouwd worden als een appendix bij zijn magnum opus “Sferen” dat in drie delen verscheen tussen 1998 en 2004. In dit onderzoek van alle mogelijke bollen en ronde vormen beschreef hij woningen, capsules en cocons die de premoderne, moderne en postmoderne mens heeft ontworpen voor zijn eigen overleving en welbehagen. Een sfeer is, in de woorden van Sloterdijk “elke ruimte van intimiteit waarin een mens zich geborgen weet : dat gaat van de twee-eenheid tussen moeder en kind, over de nestwarmte van het gezin tot een dorpsgemeenschap en zelfs een hele natie”.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij het ook over die ene sfeer, onze aarde, zou hebben en dan vooral over het verschijnsel globalisering.

Het huidige concept van de globalisering mist historisch perspectief. Teveel gaan we ervan uit dat het om een uniek en recent verschijnsel gaat, terwijl wat in de publieke opinie gemeenzaam voor globalisering doorgaat, aldus Sloterdijk, niet meer is dan de derde golf van een proces waarin de mensheid afstanden overwon (de eerste golf was de metafysische globalisering van de Griekse kosmologie, de tweede de maritieme globalisering van de 15e eeuw).

De derde golf van de globalisering heeft het ontstaan van nieuwe sferen te zien gegeven, zoals de internationale instellingen van de VN of het economisch en politiek eengemaakte Europa. Maar zoals de veilige cocon van de EU niets anders is dan een groot interieur, zonder betekenisvolle politiek en zonder kiezers, “maar alleen stemwedstrijden van de partijen en fluctuaties onder hun consumenten”, zo is er ook een probleem met de taalpolitiek binnen de EU.
Want de integratie van de verschillende lidstaten in de Unie brengt ook de roep om een werkbare eenheidstaal met zich mee. En al blinken de officiële mededelingen van de Europese instellingen nog zo uit in meertaligheid, toch zal niemand ontkennen dat ook hier, als een nevenverschijnsel van de globalisering, het Engels aan kracht wint. Persconferenties, onderhandelingen op het hoogste Europese niveau, de Bologna-hervormingen van het universitair landschap, allemaal tonen ze het belang en de dominantie van het Engels aan. Dit is niet alleen in Europa zo, het is een mondiaal fenomeen. Het zoeken naar een integrerende hypertaal is onlosmakelijk met de globalisering verbonden. Volgens de voorstanders van dit proces van verengelsing, de “moderniseerders”, hoort de wereld er zo uit te zien dat “alle toelaatbare situaties in basic english kunnen worden uitgedrukt – op luchthavens en tijdens bestuursvergaderingen blijkt dat heel goed te werken, waarom zou dat dan niet op andere gebieden mogelijk zijn?” Sloterdijk heeft het in die zin over restaurant-english, luchthaven-english, business-english, even zovele uitingen van de verinstrumentalisering van het Engels. Het Engels wordt op die manier een tool, een werktuig dat zeer nuttige diensten kan leveren in uiteenlopende situaties. Het is iets als “een sleutel van een hotel zonder personeel waar je in het holst van de nacht strandt”.

Dit alles heeft echter nog maar weinig met taal te maken.
Taal, volgens Sloterdijk, is een verdichte sfeer, een uitermate idiosyncratisch bouwsel met een ongekende draagkracht, dat meer is dan enkel een communicatie-instrument. Taal als huis van ideeën, gedachten en emoties is oneindig veel rijker dan het functionele Engels.
Daarom moeten we waakzaam blijven en ervoor zorgen dat de toenemende verengelsing in de zakenwereld, de media en de wetenschappen niet ten koste gaat van de moedertalen, niet alleen binnen Europa, maar ook daarbuiten. Want van de 6000 talen die vandaag mondiaal gesproken worden, worden er 3000, dus meer dan de helft, bedreigd met verdwijning volgens het UNESCO-rapport “Atlas of the World Languages”. Volgens professor A.M. Lubotsky, hoogleraar vergelijkende indo-Europese taalwetenschap in Leiden, is 'erbij willen horen' de belangrijkste oorzaak van het verdwijnen van talen.
En uiteraard speelt de lokroep van de taal van de dominante cultuur in dit proces een doorslaggevende rol.

In die zin is het Engels als lingua franca niet hetzelfde als wat het Latijn was in de middeleeuwen en de renaissance. Het Latijn was ook een instrument voor intellectuelen, kerkleiders en magistraten. Maar anderzijds was het een dode taal, terwijl het Engels nu de taal is van de leidende politieke, militaire en economische hegemoon, nl. de Verenigde Staten.
“Wat de anglofonie betreft, is het medium dus tegelijkertijd de boodschap”, de verspreiding van een cultureel, politiek en economisch project.

dinsdag, oktober 03, 2006

Some fine music

Bij gebrek aan iets zinnigs, gewoon een beetje fijne muziek...