DBC Pierre en de Kaukasus
Vernon God Little was een splinterbommetje, een streetwise boek dat meer dan verdiend in 2003 de Booker Prize won. Het uitgangspunt was de schietpartij in Columbine High School. Inspiratie voor Bowling for Columbine van Michael Moore, Elephant van Gus Van Sant en Hey Nostradamus van Douglas Coupland. Het boek van Pierre onderscheidt zich, net als dat van Coupland, van de films van Moore en Van Sant omdat het de schietpartij slechts als uitgangspunt gebruikt, om van daar uit een heel ander verhaal te breien.
“De boeken waren dus beter dan de films ?” hoor ik u vragen en in dit geval is het antwoord een volmondig ja. Want al hebben beide films best hun kwaliteiten, ze kreunen onder respectievelijk een drammerig ondertoontje en een zo ver doorgedreven saaie afstandelijkheid dat je opgelucht bent wanneer er eindelijk eens wat geschoten wordt. En dan nog kan het je eigenlijk niet schelen dat een paar pubertjes het loodje leggen. Eindelijk…
Maar goed (want we dwalen af): DBC Pierre heeft nieuw boek. Ludmila’s Broken English.
Het boek vertelt het verhaal van Blair en Bunny Heath, een Siamese tweeling die 33 jaar na hun gezamenlijke geboorte van elkaar gescheiden worden. Het verslag van hun eerste stappen als van elkaar onafhankelijke individuen in wat overblijft van de door privatiseringen platgeslagen droom van cool Britannia, wordt afgewisseld met het verhaal van Ludmilla Derev, een jonge vrouw die wanhopig probeert te ontsnappen aan haar bestaan in Ubilisk, een godvergeten gat in het zuiden van de Kaukasus. Over deze compacted heap of dung and snow wordt een burgeroorlog uitgevochten, die echo’s oproept aan wat er in Tsjetsjenië, Dagestan en tutti quanti gebeurt. Uiteindelijk zullen deze beide verhaallijnen samenkomen, maar ik vertel lekker niet hoe. Moet je het boek zelf maar lezen…De literaire kritieken hebben het boek al bij het groot huisvuil gezet, maar dat is onterecht. OK, de structuur van het boek is gekunsteld (de scheiding van de tweeling, de scheiding van een post-Sovjet republiek,…) en ook DBC’s taalgebruik had een beetje ingehoudener gemogen, maar dat doet niets af aan de merites die het wel degelijk heeft: als politieke satire is het meer dan geslaagd, het einde is verrassend en de woede, het gevoel voor lachwekkende wanhoop zijn meer dan geloofwaardig. Dat de schrijver de ondertussen weeral bijna vergeten conflicten in de Kaukasus als achtergrond en onderwerp voor zijn boek neemt, is een plus.
Maar hoe zat dat ook alweer in Tsjetsjenië ? Een vervolgverhaal op de manublog.
Vandaag deel 1
De Tsjetsjeens-Russische tegenstellingen gaan ver terug in de geschiedenis en dateren van het einde van de 18e eeuw, toen de Russische uitbreiding in de Kaukasus op hevige weerstand stuitte. Na de Russische revolutie in 1917 werd een autonome republiek Tsjetsjenië uitgeroepen, die echter onmiddellijk bezet en ingelijfd werd door de Sovjetunie. De brutale onderdrukking door de sovjets verschilde maar weinig van die van het tsaristische regime. Gedurende de tweede wereldoorlog collaboreerden Tsjetsjeense en Ingoesetische troepen dan ook met de Duitse bezetters. Dit bevestigde de –vaak paranoïde- stelling van Stalin als zouden alle etnische minderheden door buitenlandse vijanden gemanipuleerd kunnen worden om de Sovjetunie te ondermijnen. Hij wou hier een voorbeeld stellen en als wraak werden na de oorlog vele Tsjetsjeense burgers naar Centraal-Azië en Siberië gedeporteerd . Hun aantal wordt geschat op 400.000 tot 800.000, waarvan minstens 100.000 van ontbering omkwamen. Pas in 1956, drie jaar na Stalins dood, konden ze naar hun land terugkeren. Deze erfenis van het verleden verklaart waarom het Tsjetsjeense nationalisme een radicaler en uitgesprokener anti-Russisch karakter heeft dan dat van de overige republieken die zich zouden afscheiden van de Sovjetunie.
In 1991 viel de Sovjetunie uiteen. Verschillende republieken slaagden erin zich los te scheuren. De pas verkozen Tsjetsjeense president Dzhochar Doedajev riep de onafhankelijk uit, maar werd onmiddellijk teruggefloten door de Russische president Boris Jeltsin. Russische troepen werden naar de opstandige republiek gestuurd, maar zodra deze op Tsjetsjeense tegenstand stuitten, trokken ze zich terug. De spanningen liepen de komende jaren hoog op en leidden in 1994 tot een gewapend conflict. Jeltsin was vastbesloten het Tsjetsjeense separatisme de kop in te drukken. Het schrikbeeld dat de onafhankelijkheid van Tsjetsjenië tientallen andere regio’s zou aanmoedigen te breken met Moskou, was een ware nachtmerrie voor het Kremlin . De bloedige oorlog van 1994-1996 werd een vernedering voor het Russische leger. De hoofdstad Grozny werd totaal verwoest en meer dan 70.000 mensen
verloren het leven, vooral Tsjetsjeense burgers.
Toch was het Tsjetsjeense verzet ongebroken en moest het Russische leger zich terugtrekken.
foto lijmsnuiverertjes in Grozny copyright www.chechnyawar.com
0 reacties:
Een reactie posten
Aanmelden bij Reacties posten [Atom]
<< Homepage